
Jurisprudentie
BG4033
Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200709050/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200709050/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 6 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Houten (hierna: het college) geweigerd aan [appellante] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer te verlenen voor het oprichten en in werking hebben van een glastuinbouwbedrijf met drie op palmolie gestookte WKK-installaties aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 8 november 2007 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200709050/1.
Datum uitspraak: 12 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Houten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Houten (hierna: het college) geweigerd aan [appellante] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer te verlenen voor het oprichten en in werking hebben van een glastuinbouwbedrijf met drie op palmolie gestookte WKK-installaties aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 8 november 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brieven van 21 januari 2008 en 5 maart 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht. Het college heeft daarover een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], ing. A. van der Boom en ing. A.W.M. Meis, en het college, vertegenwoordigd door M. de Jong en A.W.M. van der Meer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] voert aan dat het college de gevraagde vergunning ten onrechte heeft geweigerd wegens overschrijding van de in artikel 15 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: het Besluit) gestelde grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2). Volgens [appellante] is het college bij de beoordeling ten onrechte uitgegaan van een emissieniveau van de WKK-installaties van de inrichting van 400 g/GJ NOx in plaats van 200 g/GJ NOx. Verder had het college toepassing moeten geven aan artikel 7, derde lid, aanhef en onder b, van het Besluit, aldus [appellante]. In dat verband voert [appellante] aan dat het gebruik van de WKK-installaties van de inrichting voor het opwekken van energie ertoe leidt dat elders minder emissie van stikstofoxiden in het kader van energieopwekking plaatsvindt.
2.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Besluit, voor zover hier van belang, nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden dan wel bij de toepassingen van wettelijke voorschriften die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de in paragraaf 2 bedoelde grenswaarden voor stikstofdioxide in acht.
Ingevolge artikel 7, derde lid, aanhef en onder b, van het Besluit kunnen bestuursorganen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van dat lid mede uitoefenen indien bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit geldt voor de bescherming van de gezondheid van de mens voor stikstofdioxide een grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010.
2.3. In het midden kan worden gelaten of het college terecht is uitgegaan van een emissieniveau van de WKK-installaties van de inrichting van 400 g/GJ NOx in plaats van 200 g/GJ NOx. In het deskundigenbericht is geconcludeerd dat aannemelijk is dat de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide langs de A27 in het jaar 2010 wordt overschreden en dat de inrichting, ook indien wordt uitgegaan van een emissieniveau van 200 g/GJ NOx, een aanzienlijke bijdrage zal leveren aan deze overschrijding. De Afdeling ziet geen reden om aan de juistheid van deze conclusie te twijfelen. Verlening van de gevraagde vergunning zou onder deze omstandigheden niet in overeenstemming zijn geweest met artikel 7, eerste lid, van het Besluit. Niet gebleken is dat vergunningverlening desondanks mogelijk was op grond van artikel 7, derde lid, onder b, van het Besluit. Dat het gebruik van de WKK-installaties van de inrichting wellicht elders tot minder emissie van stikstofoxiden in het kader van energieopwekking leidt, is daarvoor niet voldoende. Het college heeft dan ook terecht geoordeeld dat het Besluit in de weg stond aan verlening van de gevraagde vergunning.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008
462.